A Real Thing (door gastauteur Edward)

The Real Thing (Edward Gubbels)

Documentaires! Ik mag graag kijken naar documentaires. De onderwerpen lopen daarbij soms sterk uiteen: over WWII, over 9/11, over voormalige presidenten in de USA die veel hebben betekend voor het verloop van de geschiedenis (dan bedoel ik o.a. Lincoln, Kennedy, Johnson, en zeker niet Trump), over allesverslindende zwarte gaten in de ruimte, over de ego’s van psychopaten, en in een wat luchtigere modus: over muziek. Zo keek ik afgelopen week naar een docu over de Britse soulband The Real Thing. Opgericht in de jaren 70, de hoogtijdagen van de disco en soul, hadden ze toentertijd hits met You To Me Are Everything, Can’t Get By Without You en Can You Feel The Force? De historie van de band ging echter zo ver terug als de begindagen van de Merseybeat uit Liverpool begin jaren 60. Deze vroege incarnatie heette toen nog The Chants, een doo-wop act met een prachtig edoch evenzo opmerkelijk feit op hun conto als enige groep die ooit The Beatles als back-up band had!

Nu denk je wellicht: leuk voor je Edward, maar waarom val je mij ermee lastig? Dat ga ik je straks vertellen, ajb even geduld. Want waarom was dit nou allemaal zo gedenkwaardig? The Real Thing was een all-black band… uit Liverpool, wijk 8: een raciaal gemengde, economisch depressieve buurt waarin ze opgroeiden. Zoals gemeld, Lennon en McCartney zagen in een vroeg stadium reeds hun potentieel. En begin jaren 70 traden ze op in het Britse Opportunity Knocks (een tv-talentenshow… ja, toen al!), als één van de eerste artiesten van etnische komaf. Met succes dus: de hits volgden snel. Dat hadden die ‘4 lads from the hood’ toch maar mooi bereikt.

The Real Thing - 4 From 8 (front & back) (Edward Gubbels)

De echte kracht van de docu draaide met name om hun album uit 1977 (zie foto): 4 From 8 (4 jongens uit wijk 8). Met weinig tot geen hitpotentie was het een gedurfd experiment na groot commercieel succes, een ambitieuze koerswijziging van pure pop naar echte politiek. Echter een bewuste keuze van de heren, bleek: alle aandacht van deze LP moest uitgaan naar het indrukwekkende Liverpool 8 Medley – een drietal prachtig melodieuze nummers, rechtstreeks uit de straten van Toxteth. Het trio aan tracks van Liverpool 8, Children Of The Ghetto en Stanhope Street was hun tijd lichtjaren vooruit en volkomen uniek in de Britse muziek. Omdat het de eerste soulmuziek van eigen bodem was die de ervaringen van zwarten durfde te adresseren in een sterk verdeeld Verenigd Koninkrijk van de jaren 60/70. Vanuit hitfabriek Motown (USA) deed Marvin Gaye al eerder voorzichtig een poging daartoe met zijn album What’s Going On (1971).

Het pakte me beet, nam me mee naar die tijd, deze docu… aan de buis gekluisterd, zoals dat zo mooi heet. Uitgebreid werd verslag gedaan van (witte) politici die in alle koelte een statement maakten als doel te hebben de multiculti samenleving een halt toe te roepen; en iedereen weer moest terugkeren naar het land van herkomst; gevolgd door nog een paar onbehaaglijke voetnoten uit bewuste tijd.

Al gaande merkte ik het grote verschil op met mijn eigen belevingswereld. Waarbij juist die muziek een prachtige voorbeeldfunctie vervulde… dus neem ik je verder mee op een klein muzikaal tripje. Zin in? Al vanaf zeer jonge leeftijd was ik een fervent liefhebber van allerlei soorten muziek. Naast de typische en voor de hand liggende rockbands als The Doors, Eagles, Fleetwood Mac en Queen luisterde ik ook graag naar Tina Turner, 3 Degrees, Diana Ross, George McCrae, Donna Summer, The Trammps, Stevie Wonder, Earth Wind & Fire. Als ik mijn moeder mag geloven, stond ik als klein jochie al te dansen voor de TV als Toppop op het scherm was.

Afgezien van de naar luchthartig neigende disco was David Bowie een eerste confrontatie dat het ook anders kon, dat er méér was dan alleen de muziek. Met zijn constant wisselende imago waaronder het androgyne Ziggy Stardust, was ik een bewonderaar van zijn waanzinnige gender-bending clip Boys Keep Swinging (1979) … acute shock value, zeg maar gerust. Het bleek een keerpunt: ik was een soort van binnengehaald.

Echter was toch Prince de artiest die in de tienerjaren mijn identiteit fixeerde. Voor mij de enige muzikant die op uiterst non-conformistische wijze, soms onbeschaamd maar altijd grensverleggend aan mij duidelijk maakte dat gender en ras er niet toe deden: iedereen is gelijk. Zoals onder andere opgetekend in het nummer Controversy (1981). Een paar jaar later pakte hij nóg groter uit, nu in visuele vorm: de titeltrack uit de film Purple Rain (1984) is namelijk niet louter het gemiddeld liefdesliedje, wat menig denkt dat het is; het is ook een schreeuw om verandering, waarbij hij het publiek met verschillende achtergronden (letterlijk te zien in de clip!) op majestueuze wijze samenbrengt.

Bille Holiday - Lady In Satin (Edward Gubbels)

Een laatste lichtend voorbeeld uit de vroegere jaren: Billie Holiday. Gaandeweg toen ik de rauwe, doorleefde, breekbare stem ontdekte van Lady Day als één van de meest invloedrijke jazz zangeressen, begon ik boeken te lezen over haar turbulente leven. En zodoende leerde ik alles over de minder fraaie kant van de Amerikaanse geschiedenis, de rassensegregatie. Luister bijvoorbeeld maar eens naar het onheilspellende nummer Strange Fruit waarbij de rillingen over je rug lopen.

Leuk feitje overigens… om terug te komen op Bowie: in de USA was er mid-jaren 70 nog letterlijk een grote muur tussen de witte (meer rock geörienteerd) en zwarte (meer soul/disco) muziekcultuur. In Europa speelde dat veel minder naar mijn gevoel, waar alles in één gezellige koker zat. Het was voor Amerika dan ook niet traditioneel voor een witte muzikant om op te treden in het all-black programma Soul Train. Toch kreeg Bowie dat voor elkaar in 1975 met zijn toenmalige nieuw single, het heerlijke funky Fame.

Het zijn kenteringen die in je mindset gegraveerd staan. Muziek werkte voor mij dus als een soort metafoor om reeds in die jonge jaren andere culturen te ontmoeten en kleur te bekennen. Alhoewel, ook weer niet: immers zag ik geen kleur. Ook niet in de 22 jaar die ik mocht werken in Amsterdam Zuidoost (1988-2010), een smeltkroes van zo’n 130 verschillende nationaliteiten. Ondanks de tijdreis door popmuziek hierboven gaat dit verhaal eigenlijk niet over mij…

We praten vaak over ambities op het gebied van integratie, en tegelijkertijd staan diversiteit en inclusiviteit hoog in het vaandel. Zodoende hoort ook dit bij onze generatie om ’t af en toe bespreekbaar te maken, hoe ingewikkeld of ongemakkelijk dat ook is. Dus waarom nou specifiek dit verhaal? Waarom greep de eerder aangehaalde documentaire me des temeer aan? En waarom viel het als een baksteen in m’n maag? Dat ga ik nu ontrafelen, dank dat je kon wachten tot deze laatste alinea. Onlangs was er een voorval met een kennis van me. Een nogal onhandige ofwel ongelukkig gekozen opmerking kwam geheel verkeerd binnen (niet van mij, voor de duidelijkheid). Een opmerking met verstrekkende gevolgen. Een week lang was ik namelijk aan de zijlijn getuige welk effect het had op hem: een combinatie van woede, ongeloof, vernedering, verdriet, wantrouwen. Om die reden lieten die dagen een blijvende impressie achter bij me, en werd ’t de accelerator tot dit verhaal. Zelf weet ik maar al te goed wat al de suggestie van een mogelijk discriminerende opmerking inhoudt, derhalve kwam dat gevoel plotsklaps toch weer heel dichtbij. Als een vers aangescherpt mes snijdt ’t door je hart. Zo mag echt niemand zich voelen… nooit! … en uiteraard wil ook niemand dat.

De les hieruit? Blijf alert op argeloze opmerkingen die -hoe goed of soms ludiek bedoeld ook- verkeerd kunnen binnenkomen bij anderen en daarom dus niet wenselijk zijn. Spreek mensen ook maar beter direct hierop aan. Uiteindelijk willen we namelijk niet dat wie dan ook wordt gekwetst door opmerkingen over iemands afkomst, iemands culturele achtergrond, iemands huidskleur, iemands seksuele geaardheid, of iemands geloofs- of levensovertuiging. Laten we daar samen voor blijven waken!

Complimenten/opmerkingen? Graag!